Door Michiel Buitelaar
Dag 7
Enkele observaties over een niet zo heel interessante, techneuterige sessie, gevolgd door een rant over professional self-deluding rearview mirror thinking. En iets over Kirk.
Eerst, “The hyperloop dream’s real problems”. Op zich interessant maar samenvatten lastig, en het duurde erg lang. Het ging over het verschijnsel hyperloop: een metalen tube – een trein – die in een bijna-vacuüm getrokken ondergrondse buis op hoge snelheid voortgestuwd wordt. Vast wel eens gezien. De oudere lezer herinnert zich de buizenpost (heb ik op een Tsjechisch kantoor nog gebruikt: kostelijk!). Boeiend concept dat enkele significante voordelen biedt voor lange-afstandsvervoer. Het voertuig zweeft, ‘leviteert’, en wordt aangedreven door ofwel EDS (electrodynamisch) ofwel EMS (electromagnetisch). De details bespaar ik deze lezer (en ik weet ook niet of ik het echt begreep). Een voorbeeld van een ‘maglev’ trein – maar dan niet: in een vacuüm buis – vindt men in Shanghai. Ik heb erin gezeten, het is fascinerend en raar, een trein zonder wielen, vrijwel zonder geluid ondanks de hoge snelheid (daar overigens geïnaugureerd door Gerhard Schröder, Putins kompaan).
Er waren sprekers uit Austin zelf, en uit Zwitserland, beiden vol enthousiasme en met diepgaande kennis. Ik meen te kunnen concluderen: voorlopig niet, dit. Misschien wel nooit. Technologie kan ook zo veel duurder zijn dan wat kan en bestaat, dat de extra functionaliteit de investering niet rechtvaardigt. Ik vermoed dat dat hier het geval is.
En toen: een thema dat bij mij een eruption of grumpiness los maakte, mede doordat ik in een herhaling van mijn professionele geschiedenis terecht kwam. Vond ik. Het was de sessie “Welcome to the machine: art in the age of AI”, met twee songwriters – waarvan er een gelijkenis vertoonde met Lebowski, de hippie bowler – een academica en een journalist. Allen met beperkte kennis van AI, ze leunden nogal op oude concepten zoals de Turing Test.
Ik denk dat er geen meningsverschil was in het panel – wel met mij – over het bijzondere, zelfs unieke karakter van menselijke creativiteit. Die weerspiegelt bijvoorbeeld de ethniciteit, afkomst, worstelingen, gevoelens enzovoorts van de maker. De ‘maker identity’ is een puur, essentieel ingredient van het artistieke product. De ‘consument’ van die creatie ervaart dat bijzondere DNA van de maker, in kunst. Kunst is uniek menselijk. Vond men.
Ik vind dat onzin. En nog pompeus ook. Ik hoorde ‘art is the struggle in the room, when you search your life’ en dacht: is dat GPT-4 aan het woord, of gewoon pretentieus geblaat?
Ik denk dat het scheppen van liedjes, schilderijen, teksten en wat nog al niet meer wel degelijk een bijzonder, persoonlijk en creatief proces is, of kan zijn; maar ook dat het inspiratie ontleent aan of zelfs direct voortbouwt op – of: deels kopieert? of: imiteert? – wat anderen eerder gemaakt hebben. Van wat de creator gezien, gehoord of meegemaakt heeft. De panelleden zeiden ook zoiets maar vielen terug op: ‘AI scans other things and then uses what others created, but does not create itself’. AI maakt meer van hetzelfde, en vooral ‘dog food’. Dat is eerder maar ook tijdens dit event weerlegd.
Mij lijkt dat dedain voortkomend uit een romantisch wereldbeeld, terwijl helder is dat machinale creaties dikwijls niet te onderscheiden zijn van menselijke. Terwijl artificial – beter: augmented – intelligence nog maar een peuter is, in zijn/haar ontwikkeling. Ik heb het niet over transcendente begrippen als de Singularity, maar gewoon over het kunnen zien of voelen of iets door een mens gemaakt is. Lijkt mij van niet. En welke artiest ‘scant’ niet ook andere artiesten?
Er is ook een psychologische dimensie, namelijk die van eerbare professionals die iets op zich af zien komen dat ze niet goed begrijpen en ze het gevoel geeft dat hun baan anders of kleiner wordt. Dat een voor hun ongrijpbaar fenomeen de zin van hun bestaan ondergraaft. Dat deed mij in een flashback belanden: makers van kranten en bladen die web en apps afserveren; TV makers die uitleggen dat YouTube rammelt; telecom types die mobiele telefonie en VoIP afbranden. Ik heb er tussen gezeten. Ik ben er voor behandeld. Het is een diepe neiging van professionals om hun wereld in de achteruitkijkspiegel te bezien, en daar hum emoties door te laten bepalen, zoals McLuhan heel lang geleden al zei:
https://www.marshallmcluhanspeaks.com/prophecies/1967-the-future-of-the-future-is-the-present/
Zodoende neigt men er naar het nieuwe, bedreigende af te doen als ‘slechte kwaliteit’. Dat zag ik hier ook terug: AI maakt geen diep-menselijke kwaliteit. Me neus!
Er kwam terloops nog iets voorbij, dat me steekt: de integriteit en moraliteit van de menselijke maker speelt een rol. Die kan een AI niet hebben. De onderliggende suggestie hier is: een slecht mens kan niks moois maken. Céline, halve fascist, kan geen goede boeken geschreven hebben. Of Knut Hamsun (ook zo een). Welja. Ik pleit voor het geheel los koppelen van de visie op proces, of maker, versus die op het product. Who cares wie het gemaakt heeft?!
Het panel stelde dat AI niet vrij gelaten mag worden, maar dat er zoiets als een ‘ethical framework’ moet komen dat AI-gedreven creatieve productie op een of andere manier onder controle brengt. Dat bijvoorbeeld limiteert hoe en waarop men een AI traint. Dat vastlegt wat een AI maakt. Ik heb daar eerder over geschreven. Ik vind het niet wenselijk, en acht het niet eens mogelijk. Ik vind het ook inconsistent: als menselijke creatie zo bijzonder is, dan is artificiële creatie toch geen bedreiging? Ik vind de beheersbaarheidswens wishful thinking, onhaalbaar, en matig gemotiveerd. Heel matig, zoals ik hierboven fulmineer. Al begrijp ik de menselijke neiging wel.
Ik heb later van een weldenkende executive uit de entertainment wereld begrepen dat dit panel een instrument was om de coalitie de ‘Human Artistry Campaign’ te lanceren:
https://www.rollingstone.com/music/music-news/music-groups-campaign-ai-replacing-artists-1234697985/
Dit initiatief komt voort uit de terechte zorg van de muziekindustrie over AI. Die zorg lijkt me zinnig, vooral als het copyrights betreft, maar die werd in dit panel inhoudelijk zwak onderbouwd. Het ging niet over copyrights. Het leek mij een kleinschalig therapeutisch samenzijn, dat nog veel nazorg behoeft.
Slot: “Call me Bill”, een documentaire over leven en denken van captain Kirk, William Shatner. Ik vond het geen documentaire maar een vrij lang, soms zweverig interview. Ik vind die man en zijn talloze rollen – heel veel meer dan die in Star Trek – wel boeiend, om nostalgische redenen, maar deze docu kwam in de buurt van de gedichten van Toon Hermans, not my cup of tea. Eerder die dag had hij live een interview gegeven wat ik niet bijgewoond heb maar waar anderen vast wel over schrijven. Hij wil een boom worden.
Dag 7: klaar!